
WLAN-internettoegangspunten
Druk op
, selecteer
Instrumenten
>
Instellingen
>
Verbinding
>
Bestemmingen
>
Nieuw toegangspunt
en volg de instructies op het
scherm. U kunt ook een van de groepen met
toegangspunten openen, een toegangspunt
selecteren waarvoor de aanduiding wordt
weergegeven en vervolgens
Bewerken
selecteren.
Volg de instructies van de WLAN-serviceprovider.
●
WLAN-netwerknaam
— Selecteer
Handmatig
opgeven
of
Netw.namen zoeken
. Als u een
bestaand netwerk selecteert, worden
WLAN-
netwerkmodus
en
WLAN-beveiligingsmodus
bepaald aan de hand van de instellingen van het
toegangspuntapparaat.
●
Netwerkstatus
— Hiermee geeft u aan of de
naam van het netwerk wordt weergegeven.
198
Instellingen

●
WLAN-netwerkmodus
— Selecteer
Ad-hoc
als
u een ad-hocnetwerk wilt maken en apparaten
rechtstreeks gegevens moeten kunnen
verzenden en ontvangen. Een WLAN-
toegangspunt is niet nodig. In een ad-
hocnetwerk moeten alle apparaten dezelfde
WLAN-netwerknaam
gebruiken.
●
WLAN-beveiligingsmodus
— Selecteer de
gebruikte codering:
WEP
,
802.1x
(niet voor ad-
hocnetwerken) of
WPA/WPA2
. Als u
Open
netwerk
kiest, wordt geen codering gebruikt. De
coderingstypen WEP, 802.1x en WPA kunnen
alleen worden gebruikt als deze door het
netwerk worden ondersteund.
Voer de instellingen voor de geselecteerde
beveiligingsmodus in en selecteer
WLAN-
beveiligingsinstell.
.
Beveiligingsinstellingen voor WEP
●
WEP-sleutel in gebruik
— Selecteer het WEP-
sleutelnummer (Wired Equivalent Privacy). U
kunt maximaal vier WEP-sleutels maken.
Dezelfde instellingen moeten worden ingevoerd
op het apparaat voor het WLAN-toegangspunt.
●
Verificatietype
— Selecteer
Open
of
Gedeeld
voor het verificatietype tussen uw apparaat en
het apparaat voor het WLAN-toegangspunt.
●
Instellingen WEP-sleutel
— Voer
WEP-
codering
(lengte van de sleutel),
Indeling WEP-
sleutel
(
ASCII
of
Hexadecimaal
) en
WEP-
sleutel
(de WEP-sleutelgegevens in de
geselecteerde indeling) in.
Beveiligingsinstellingen voor 802.1x en
WPA/WPA2
●
WPA/WPA2
— Selecteer de verificatiemethode:
EAP
als u een EAP-invoegtoepassing (Extensible
Authentication Protocol) wilt gebruiken of
Vooraf ged. sleutel
als u een wachtwoord wilt
gebruiken. Leg de gewenste instellingen vast:
●
Instellingen EAP-plug-in
— Voer de
instellingen in overeenkomstig de instructies
van de serviceprovider.
●
Vooraf ged. sleutel
— Voer een wachtwoord
in. Hetzelfde wachtwoord moet worden
ingevoerd op het apparaat voor het WLAN-
toegangspunt.
●
Alleen WPA2 (modus)
— In deze modus mogen
alleen apparaten die WPA2 gebruiken een
verbinding maken.
Geavanceerde WLAN-instellingen
Selecteer
Opties
>
Geavanc. instellingen
en kies
een van de volgende opties:
●
IPv4-instellingen
— Voer het IP-adres van het
apparaat, het IP-adres van het subnet, de
standaardgateway en de IP-adressen van de
primaire en secundaire DNS-servers in. Neem
voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.
199
Instellingen

●
IPv6-instellingen
— Definieer het type DNS-
adres.
●
Ad-hoc kanaal
(alleen voor
Ad-hoc
)
— Selecteer
Door gebr. gedef.
als u handmatig
een kanaalnummer (1-11) wilt invoeren.
●
Proxyserveradres
— Voer het adres van de
proxyserver in.
●
Proxypoortnummer
— Voer het nummer van
de proxypoort in.