Nokia N96 - WLAN-internettoegangspunten

background image

WLAN-internettoegangspunten

Druk op

, selecteer

Instrumenten

>

Instellingen

>

Verbinding

>

Bestemmingen

>

Nieuw toegangspunt

en volg de instructies op het

scherm. U kunt ook een van de groepen met

toegangspunten openen, een toegangspunt

selecteren waarvoor de aanduiding wordt

weergegeven en vervolgens

Bewerken

selecteren.

Volg de instructies van de WLAN-serviceprovider.

WLAN-netwerknaam

— Selecteer

Handmatig

opgeven

of

Netw.namen zoeken

. Als u een

bestaand netwerk selecteert, worden

WLAN-

netwerkmodus

en

WLAN-beveiligingsmodus

bepaald aan de hand van de instellingen van het

toegangspuntapparaat.

Netwerkstatus

— Hiermee geeft u aan of de

naam van het netwerk wordt weergegeven.

198

Instellingen

background image

WLAN-netwerkmodus

— Selecteer

Ad-hoc

als

u een ad-hocnetwerk wilt maken en apparaten

rechtstreeks gegevens moeten kunnen

verzenden en ontvangen. Een WLAN-

toegangspunt is niet nodig. In een ad-

hocnetwerk moeten alle apparaten dezelfde

WLAN-netwerknaam

gebruiken.

WLAN-beveiligingsmodus

— Selecteer de

gebruikte codering:

WEP

,

802.1x

(niet voor ad-

hocnetwerken) of

WPA/WPA2

. Als u

Open

netwerk

kiest, wordt geen codering gebruikt. De

coderingstypen WEP, 802.1x en WPA kunnen

alleen worden gebruikt als deze door het

netwerk worden ondersteund.

Voer de instellingen voor de geselecteerde

beveiligingsmodus in en selecteer

WLAN-

beveiligingsinstell.

.

Beveiligingsinstellingen voor WEP

WEP-sleutel in gebruik

— Selecteer het WEP-

sleutelnummer (Wired Equivalent Privacy). U

kunt maximaal vier WEP-sleutels maken.

Dezelfde instellingen moeten worden ingevoerd

op het apparaat voor het WLAN-toegangspunt.

Verificatietype

— Selecteer

Open

of

Gedeeld

voor het verificatietype tussen uw apparaat en

het apparaat voor het WLAN-toegangspunt.

Instellingen WEP-sleutel

— Voer

WEP-

codering

(lengte van de sleutel),

Indeling WEP-

sleutel

(

ASCII

of

Hexadecimaal

) en

WEP-

sleutel

(de WEP-sleutelgegevens in de

geselecteerde indeling) in.

Beveiligingsinstellingen voor 802.1x en

WPA/WPA2

WPA/WPA2

— Selecteer de verificatiemethode:

EAP

als u een EAP-invoegtoepassing (Extensible

Authentication Protocol) wilt gebruiken of

Vooraf ged. sleutel

als u een wachtwoord wilt

gebruiken. Leg de gewenste instellingen vast:

Instellingen EAP-plug-in

— Voer de

instellingen in overeenkomstig de instructies

van de serviceprovider.

Vooraf ged. sleutel

— Voer een wachtwoord

in. Hetzelfde wachtwoord moet worden

ingevoerd op het apparaat voor het WLAN-

toegangspunt.

Alleen WPA2 (modus)

— In deze modus mogen

alleen apparaten die WPA2 gebruiken een

verbinding maken.

Geavanceerde WLAN-instellingen

Selecteer

Opties

>

Geavanc. instellingen

en kies

een van de volgende opties:

IPv4-instellingen

— Voer het IP-adres van het

apparaat, het IP-adres van het subnet, de

standaardgateway en de IP-adressen van de

primaire en secundaire DNS-servers in. Neem

voor deze adressen contact op met uw

internetprovider.

199

Instellingen

background image

IPv6-instellingen

— Definieer het type DNS-

adres.

Ad-hoc kanaal

(alleen voor

Ad-hoc

)

— Selecteer

Door gebr. gedef.

als u handmatig

een kanaalnummer (1-11) wilt invoeren.

Proxyserveradres

— Voer het adres van de

proxyserver in.

Proxypoortnummer

— Voer het nummer van

de proxypoort in.